HOE STEL JE JOUW CAMERA IN?
In Filmen met je fotocamera #2 van deze reeks proberen we helderheid te brengen in de vele instellingen voor video-opnames van moderne fotocamera’s. Wat gebruik je in welke situatie en waarom? En hoe haal je het maximale uit je camera en hoe stel je jouw camera in?
Je hebt een spiegelreflex of systeemcamera met filmfunctie en je wilt die functie gebruiken, maar waar begin je? Elke camera heeft zogenaamde fabrieksinstellingen voor alle functies. Dit kan simpel het aan of uit staan van een instelling zijn, of een bepaalde kwaliteit, resolutie of kleurinstelling. Je kunt in principe beginnen met filmen door op de recordknop te drukken, maar net als bij de fabrieksinstellingen voor fotografie, zijn ook de standaard film instellingen niet optimaal voor alle situaties. Goed dus om de belangrijkste instellingen onder de loep te nemen en te kijken wanneer je wat het beste kunt kiezen.
Laten we beginnen bij de resolutie. Net als bij fotografie bepaalt de filmresolutie de grootte van het beeld. Gebruik je voor fotografie meestal de hoogste resolutie, bij video maak je een bewuste keuze tussen de verschillende opties. Met een hogere resolutie kun je een groter scherm vullen, maar het zegt niet alles over de kwaliteit van het beeld. Een hogere resolutie is niet per definitie beter, aangezien dat grotere beeld misschien wel meer gecomprimeerd moet worden, bij het opnemen of bij het afspelen op internet, om de hoeveelheid data binnen de perken te houden. Ook hebben hogere resoluties soms beperkingen van het aantal beelden per seconde dat gebruikt kan worden en wordt er soms een uitsnede van de sensor gebruikt, waardoor je beperkingen bij groothoek en het gebruik van een kleinere scherptediepte krijgt. Over compressie en beeldfrequentie verderop meer. Daarnaast kan een deel van de computer-en televisieschermen geen extra hoge resoluties weergeven. Bij video kies je dus meestal de resolutie met het weergave-medium in gedachte.
Focus link: Over video resoluties en formaten:
https://www.digitalcitizen.life/what-screen-resolution-or-aspect-ratio-what-do-720p-1080i-1080p-mean
Pixelrace
Net als bij fotografie is er ook bij video een pixel-race tussen de verschillende camera-fabrikanten. De marketing maakt graag gebruik van termen als 4K, 6K of zelfs 8K.
Het wordt gebracht als een must have, net zoals een resolutie van minimaal 40 megapixel in de fotografie. Maar in de praktijk heb je die enorm hoge resoluties zowel bij fotografie als video zelden nodig. Hieronder de meest gangbare videoresoluties op dit moment in fotocamera’s:
Standard Definition SD 720 x 1.576 pixels
High Definition HD 1.280 x 1.720 pixels
Full HD FHD 1.920 x 1.080 pixels
Ultra HD UHD 3.840 x 2.160 pixels
2K 2.048 x 1.080 pixels
4K 4.096 x 2.160 pixels

Besef dat de UHD-resolutie videobeelden geeft van 8,3 megapixel per beeld. Een resolutie die nog niet zo heel lang geleden heel gangbaar was voor fotocamera’s. Toen met de mogelijkheid om drie tot vijf opnames per seconde te schieten. Voor UHD- of 4K-video moeten echter 24, 25 of 30 beelden per seconde verwerkt worden. Wat is nu een goede videoresolutie in welke situatie?
Vaak zullen videofragmenten en films op YouTube en Vimeo geplaatst worden, en op een laptop, tablet, telefoon of standaard computerscherm bekeken worden. Dan is een Full HD-resolutie eigenlijk voldoende. Zou je voor een 4K- of UHD-resolutie kiezen dan moet er viermaal zoveel data verwerkt worden. Deze grote datastroom zorgt ervoor dat je veel meer opslagruimte nodig hebt, en soms moet je ook voor een hogere compressie of kleinere kleurdiepte kiezen (bijvoorbeeld 8 bit in plaats van 10 of 12 bit kleur) om deze hoge resolutie mogelijk te maken. Daarnaast passen YouTube en in iets mindere mate Vimeo flinke compressies toe om het vloeiend afspelen van het videomateriaal voor iedereen mogelijk te maken. Daardoor gaat de algehele kwaliteit van het beeld omlaag en is het verschil in scherpte en detaillering tussen UHD en FHD vaak niet eens zo groot tot zelfs nauwelijks zichtbaar.

Verkleinen
Toch kiezen cineasten soms voor de UHD- of 4K-resolutie, ook al hebben ze geen vertoning op het bioscoopscherm voor ogen. Daarvoor zijn enkele goede redenen. De eerste is dat sommige camera’s gebruik maken van lineskipping voor de FHD en lagere resoluties.
Bij lineskipping wordt eenvoudig gezegd steeds een rijtje pixels overgeslagen. Hierdoor gaat het uitlezen van de sensor sneller, waardoor hogere framerates (het aantal beelden per seconde waarmee gefilmd kan worden) mogelijk zijn. Daardoor zijn slowmotion opnames op FHD-resolutie mogelijk. Heb je die hoge framerates niet nodig, dan kun je ook je UHD-opnames achteraf nog verkleinen naar FHD. Het voordeel hiervan is dat je een betere scherpte en detaillering over houdt omdat bij UHD en 4K geen lineskipping toegepast wordt. Ook is ruis daardoor uiteindelijk iets minder goed zichtbaar omdat het als het ware mee verkleind wordt. Je moet natuurlijk wel wat extra grote kaartjes meenemen en bij de verwerking van de video-opnames kost het je extra tijd en opslag. Helaas wordt die extra detaillering en scherpte die je hiermee verkrijgt voor een deel weer teniet gedaan als je je materiaal naar internet upload. Daarnaast leveren niet alle camera’s in UHD een betere kwaliteit dan in FHD.
Focus link: Framerates, sluitertijd en slomotion (Brandon-Li):
Een tweede reden om toch in UHD te werken is dat je met een videobeeld met hogere resolutie net als bij fotografie meer mogelijkheden hebt om achteraf nog voor een uitsnede te kiezen. Heb je je opnames in UHD gemaakt en is je uiteindelijke doel een FHD-video, dan kun je in de nabewerking zelfs inzoomen op je beeld of er doorheen pannen zonder opvallend kwaliteitsverlies.

Focus link: Slow Motion (high framerate) De SloMo guys
De derde reden is dat videomateriaal dat achteraf gestabiliseerd moet worden ook gecropped wordt. De stabilisatie-software vergroot het beeld iets uit en heeft zo de mogelijkheid het beeld van positie te veranderen om op die manier trillingen en schokkende bewegingen te compenseren. Ook hiervoor is het opnemen in een hogere resolutie dan die je nodig hebt voor de uiteindelijke weergave een voordeel.
Focus link: Beeldverhoudingen (aspect ratio’s) (Tomorrow’s Filmmakers):
Beeldverhoudingen
Voor video is een langwerpiger uitsnede dan die we voor fotografie gewend zijn gebruikelijk. De beeldverhouding is bij de HD-resoluties 16:9, de 2K- en 4K-resoluties zijn nog iets langwerpiger. De aanduiding 4K wordt echter vaak gebruikt voor een resolutie die eigenlijk UHD is en dus gewoon de verhouding 16:9 heeft. Je gebruikt voor video dus niet de gehele sensor, die bij fotocamera’s een verhouding van 2:3 of 4:3 heeft, maar een crop ervan. Het videobeeld is als het ware een panorama-achtige uitsnede van het beeld dat je bij het maken van een foto zou krijgen. Daarnaast gebruiken sommige camera’s voor de hoogste resolutie nog een extra cropfactor. De crop ten opzichte van het foto-beeld wordt met zwarte of grijze balken aangegeven op het scherm en bij systeemcamera’s ook in de zoeker.

Magic Lantarn: https://magiclantern.fm
Bij sommige camera’s kun je ook voor andere beeldverhoudingen kiezen. Kies je voor het standaard 16:9 formaat dan heb je dus bij video in de hoogte minder zicht bij eenzelfde brandpuntsafstand van je objectief als wanneer je fotografeert. Film je in UHD of 4K en gebruikt je camera daarvoor een extra crop, dan verlies je natuurlijk nog meer groothoek. Naast de resolutie is de kwaliteit van video ook afhankelijk van de manier waarop het uiteindelijk op de geheugenkaart terecht komt. Bij fotografie heb je de keuze tussen opslag in raw en daarnaast verschillende jpeg-kwaliteiten. Bij die jpeg- instellingen kun je kiezen welke werkelijke grootte (hoeveelheid pixels) en welke bestandsomvang je wilt. Bij video is de mogelijkheid om raw-video op te nemen nog behoorlijk zeldzaam. Op dit moment kan alleen de in Focus 1-2020 geteste Sigma fp raw-video intern opnemen en de aangekondigde Canon EOS-1D X Mark III kan het ook. De Panasonic S1H kan raw-video extern opnemen via de hdmi-uitgang. Dat geldt ook voor de Nikon Z6 en Z7 wanneer je ze naar Nikon stuurt voor een (betaalde) upgrade. Zowel Panasonic als Nikon gebruiken het ProRes Raw-formaat van Apple, dat op een externe Atomos Ninja-recorder opgenomen moet worden. Heb je een Canon-camera dan is er voor een aantal modellen firmware verkrijgbaar van Magic Lantern waarmee je ook intern raw-video op kunt nemen in het Cinema DNG-formaat, net als met de Sigma fp. Het gebruik van deze hack kan echter in uitzonderlijke gevallen wel tot beschadiging van je camera leiden en ook vervalt je garantie bij Canon. Heb je echter een oudere Canon-body als tweede camera, dan is het wel het proberen waard.

Compressie
Alle andere spiegelreflexen en systeemcamera’s nemen alleen gecomprimeerde video op, vergelijkbaar met het alleen in jpeg kunnen schieten bij fotografie. De mogelijkheden om achteraf nog correcties op kleur, belichting en contrast aan te brengen zijn dan zeer beperkt. Net als bij de jpeg’s kun je bij video voor verschillende soorten compressie kiezen.
Er worden grofweg twee compressiemethoden gebruikt om de enorme stroom data uit de sensor te reduceren tot een hoeveelheid die een sd-kaartje aan kan. De meest effectieve methode voegt simpel gezegd steeds een bepaalde hoeveelheid videobeeldjes samen (GOP, group of pictures) door er een hoofdbeeld uit te zoeken en de andere beelden te interpreteren (IPB). Bij de andere compressiemethode blijven de individuele videobeelden wel behouden, ze worden net als de jpeg’s bij fotografie per stuk gecomprimeerd (ALL-Intra). Beide methoden reduceren dus de datastroom, maar IPB doet dat driemaal zo effectief als ALL-I. Dit gaat uiteraard wel iets meer ten koste van de algehele kwaliteit van het videobeeld, maar het is een uitstekende methode om bijvoorbeeld lange interviews en vlogs op te nemen. Bij beide methoden wordt de datastroom onder andere verkleind door veel kleurinformatie weg te gooien. Dat maakt videobeeld dat gecomprimeerd is opgenomen achteraf moeilijker te corrigeren op kleur. Ook kun je, net als bij jpeg’s, weinig informatie meer terughalen uit de schaduwen en hoge lichten van het beeld. Schiet je dus gecomprimeerde video dan is het zaak heel nauwkeurig te belichten, hoge contrasten goed in de gaten te houden en de witbalans nauwkeurig in te stellen. Je kunt jezelf hier een beetje helpen door in het menu het contrast en de kleurverzadiging zo laag mogelijk te zetten. Je krijgt dan een wat zachter beeld, waar je achteraf altijd nog wat contrast en saturatie aan toe kunt voegen, maar wat iets meer flexibiliteit geeft bij het corrigeren op kleur en belichting.

Bij sommige professionele camera’s is het mogelijk om een zogenaamd LOG (logaritmic)-bestand te gebruiken. Laad je dit in de camera en stel je het in als picture profile (kleur instelling), dan zorgt dit profiel voor opnames met een zeer laag contrast en heel weinig verzadiging. Veel lager nog dan wanneer je het contrast en de saturatie in je kleur instellingen op 0 zou zetten. Hierdoor maak je maximaal gebruik van het dynamisch bereik van je sensor omdat er zowel informatie uit de donkerste als het lichtste gedeelte van het beeld wordt geregistreerd. De kleuren lijken bijna volledig verdwenen en het beeld ziet er enorm flets uit. Het is echter geen raw, dus je moet nog steeds goed op je belichting en witbalans letten. In de nabewerking heb je echter veel meer flexibiliteit. Dit nabewerken wordt in de videowereld graden genoemd. Het graden van een met een LOG opgenomen videobeeld kun je handmatig doen, maar je kunt ook LUT’s (Look Up Table) gebruiken. Een soort kleurprofielen, in de fotografie ook wel filters genoemd. Hiermee wordt het fletse beeld in één keer omgezet in een prettig ogend beeld met een mooi contrast en een natuurgetrouwe kleurweergave. De gekozen LUT bepaald de sfeer van het beeld. Zat je er echter flink naast met je belichting of witbalans-instelling, dan zul je dat eerst handmatig moeten corrigeren.
Focus link: Kleurdiepte 1:
Focus link: Kleurdiepte (en Log) 2:
Beeldfrequentie
Voor het comprimeren van het videobeeld worden codecs gebruikt. Een veel gebruikte codec is H.264. De codec zorgt ervoor dat de videodata in een leesbare bestandsvorm omgezet worden. Zo’n bestandsvorm wordt in de videografie een container genoemd en het heeft een bestandsnaam. Je kunt dit vergelijken met .jpg en .tiff in de fotografie. Veel gebruikte video-containers zijn Quicktime (.mov), AVCHD, Motion-JPEG en MPEG-4.
De gekozen resolutie en compressie bepalen dus voor een gedeelte de kwaliteit van je videobeeld, maar er is nog een derde belangrijke variabele bij video; namelijk de beeld-frequentie. De beeldfrequentie, vaak aangeduid met framerate of frames per second (fps) geeft aan hoe vaak de sensor per seconde wordt uitgelezen. Niet te verwarren met de sluitertijd die de duur van de belichting van de sensor bepaalt. In de regel is de sluitertijd het dubbele van de beeldfrequentie. Dit heeft de maken met de 180 graden-regel, die nog uit de tijd van de analoge film stamt. Schiet je video met bijvoorbeeld een beeldfrequentie van 25 beelden per seconde, dan zul je standaard een sluitertijd van 1/50 seconde gebruiken. Een snellere sluitertijd dan 1/50 seconde kan er voor zorgen dat bewegingen er wat staccato (schokkerig) uit gaan zien. Het beeld lijkt er wel scherper door. Dat zie je bijvoorbeeld als je een fontein met een snellere sluitertijd filmt. De individuele druppels worden dan zichtbaar terwijl ze normaal in elkaar over lopen en een boog zouden vormen. Een langere sluitertijd dan 1/50 seconde zorgt juist voor wat extra blur door bewegingsonscherpte, net zoals bij fotografie zou gebeuren. Een hogere beeldfrequentie geeft dus bewegend beeld of bewegende onderwerpen scherper weer. Allereerst doordat de beweging in meer beeldjes wordt gevangen en daarnaast omdat je een snellere sluitertijd zult gebruiken. Bijvoorbeeld bij 50 beelden per seconde zul je standaard een sluitertijd van 1/100 seconde gebruiken. Voor bioscoopfilms worden meestal 24 beelden per seconde gebruikt, dit wordt wel een onderdeel van de cinematic look genoemd. Televisie in Europa en veel andere landen met het PAL-systeem gebruikt 25 of 50 beelden per seconde. De Verenigde Staten, Japan en Thailand gebruiken het NTSC-systeem met 30 of 60 fps.

Wij in Nederland zullen dus meestal 25 fps schieten, tenzij er veel beweging in beeld is of je slowmotion wilt. Slowmotion krijg je door met een hoge beeldfrequentie op te nemen en het fragment daarna met een gewone beeldfrequentie te monteren. Net als een hogere resolutie of een lagere compressie, vraagt een hogere beeldfrequentie om meer ruimte op je geheugenkaart. Er wordt immers veel meer date per seconde geproduceerd.
Samenvattend
Resolutie, framerate en compressiemethode bepalen de kwaliteit van je videobeeld, maar ook de benodigde ruimte op je geheugenkaart. Dat zijn de belangrijkste elementen om rekening mee te houden. Verder is videografie technisch gezien niet zo heel veel anders dan fotografie!
Kijk hier voor deel 1 van Filmen met je fotocamera
Hieronder vind je diverse links naar soortgelijke onderwerpen.
Sigma fp video test op focusmagazine.nl:
Canon EOS 1Dx mark III (productnieuws):
Panasonic S1h (productnieuws):
Videocompressie 1: https://nl.wikipedia.org/wiki/Videocompressie
Videocompressie 2: http://www.vidvd.nl/blog/tutorials/wat-zijn-video-compressies-en-welke-past-bij-mijn-film/
Videocompressie 3:
Compressie en videocompressie:
(Crash Course Computer Science)
4K of HD voor Youtube?: