
“Gelukkig had ik die dag alles bij me.”
NVF-lid Wilbert Bijzitter is fotojournalist en heeft zowel als freelancer als werknemer zijn geld verdiend. Sinds 2013 is hij fulltime zzp’er, met zowel fotografie als video en dronewerk in zijn portfolio.
“Mijn grootste vrees is dat ik niet de juiste apparatuur bij me heb. Dat ik ergens snel naartoe gestuurd word en op de locatie erachter kom, dat ik net die lange lens nodig heb die ik thuis heb gelaten. Alleen daarom heb ik altijd de kofferbak vol. Standaard alles bij me.
Zo ook die dinsdag 15 oktober 2019, een van de laatste warme dagen van het jaar. Er stond één klusje in de agenda, in de buurt van Sint Jansklooster. Ik was er nog niet of de redactie Zwolle belt: ‘Kun je nu naar Balkbrug komen? Er is brand geweest, maar vanaf de grond kunnen we niets zien. Jij misschien met de drone des te meer!’ Eenmaal daar stuur ik de beelden door, waar de online redactie op wacht. Wat een verschil met ruim dertig jaar geleden, toen ik begon in dit vak. Toen moest je altijd hard terugrijden naar de redactie. De doka in. Even bellen met de beeldredactrice om de ‘soep’ (ontwikkelaar) al even extra warm te zetten. De film ontwikkelen en afdrukken. De foto- en videobeelden uit Balkbrug zijn nog niet door of de telefoon gaat weer. Of ik nog even langs Hasselt kan rijden. Nog voordat ik daar ben, begint de telefoon te rammelen om die dag niet meer op te houden. Het ANP, de Telegraaf en de redactie van De Stentor melden zich. Alles laten vallen en nu naar Ruinerwold, is de boodschap. De rest van de dag stuur ik de gemaakte dronebeelden van de ‘horror-boerderij’ naar nagenoeg elk televisiestation en elke krant in de wereld. Van China tot de Verenigde Staten, van Oostenrijk tot Korea.
Vaak mag ik de drone dáár gebruiken, waar (buitenlandse) collega’s aan de grond gehouden worden. Mijn auto is voorzien van een wifi-router met externe antenne, waardoor ik zelfs in dit buitengebied met fatsoenlijke snelheid kan uploaden. De automotor draait de hele dag stationair om alle accu’s van de drone op te laden. Gelukkig heb ik altijd laders in de auto. Laptop, statieven, microfoons met verschillende plopkappen. Dit zijn de dagen dat ik gruwelijk blij ben met alles voor elkaar te hebben.”
Wat?
“Dit moment vindt een paar dagen later plaats. De overheid heeft geprobeerd om boven de boerderij een no-flyzone in te stellen. Dat lukt voor één dag, maar dan steekt de NVJ er een stokje voor. Een dergelijk middel kan niet alleen gebruikt worden om pers te weren. Als de rechtbank daarom zelf een kijkje wil nemen bij de boerderij, laat ik mijn drone permanent in de lucht hangen. Lastig plannen, want eenmaal binnen in de boerderij ontstaat de vraag: wanneer komen ze weer naar buiten? Ik moet nu de drone permanent bij de achterdeur in de lucht zien te houden. Elke 25 minuten moet ik hem snel terugvliegen, laten landen, accu wisselen… als ze net nu maar niet… en weer de lucht in. Dit spelletje herhaalt zich twee keer, verder is het ingespannen naar het schermpje turen: zie ik al wat beweging bij de achterdeur? Vlak voordat de derde accu leeg is, zwaait de deur open. Amper twee minuten lopen ze door de moestuin naar de auto’s terug. Vanaf de grond was het niet zichtbaar, maar de drone ziet vanaf dertig meter hoogte alles. Snel een stukje video opnemen, dan weer een paar fotootjes, weer even video, dan weer… en weg zijn de edelachtbare dames en heren. Die avond heeft nagenoeg elk journaal en bijna elke krant in de hele wereld de beelden uit dat kleine ‘droontje’. Gelukkig had ik die dag alles bij me.”
Dit artikel is afkomstig uit Focusmagazine 4 2021.