
Ik ga het pennetje overnemen van Martijn van de Griendt. Wat kan Martijn schrijven, zeg. De teksten lopen alsof hij tegenover mij zit, de grapjes komen aan en je ziet aan zijn beelden dat hij weet wat hij doet. Ja, Martijn pakt het moment, zowel in woord als beeld. Zet je dan maar schrap de komende edities… ik heb geen idee waar dit heengaat. Want zoals ik fotografeer, zo schrijf ik ook: op gevoel, maar ik laat de foto’s het verhaal doen als het erop aankomt. Welkom dus, bij mijn experiment.
Het is allemaal begonnen omdat ik in de fotostudio mijn plek niet zag. Na maandenlang gestoei in het donker met een 4×5 inch Sinar Norma, was het klaar. Dus ging ik als foto-assistent voor de lokale krant de wijde wereld van Baarn in, met een gebutste Nikon F3. Ik ontdekte op de zwart-witnegatieven dat er tussen trouwpartijen, bloedneuzen en voetbalwedstrijden overeenkomsten zijn. Dat je iets boeiend kon maken door op de juiste plek te gaan staan en dat je op die plek onzichtbaar kon worden. En ook, dat die oude camera de wereld kon stilzetten. In dat opzicht is er, ondanks alle nieuwe techniek, nog weinig veranderd aan het maken van een foto. Maar die ene 1/125 seconde kiezen uit de grote, bewegende werkelijkheid blijft een uitdaging tot op de dag van vandaag, dertig jaar verder.
Zo was ik in december 2021 in Polen, waar migranten proberen vanuit Wit-Rusland de grens over te steken. Migranten, vluchtelingen, die ik al jaren tegenkom in hun gevaarlijke thuislanden: Afghanistan, Irak of Syrië. Hun geboortegrond werd het wanhopige vertrekpunt van een gevaarlijke exodus, waarin een bevroren Poolse grens geen eindpunt is, maar slechts een volgende tegenslag. Tijdens een eerdere reis langs de EU-grenzen ontmoette ik een Afghaanse familie, die al zes jaar onderweg was. Hun kinderen kwamen stateloos ter wereld.

De grenszone van Wit-Rusland en Polen was (en is) hermetisch gesloten, een militaire ‘redzone’: verboden voor journalisten, fotografen en hulpverleners. Echter ook daar aanwezig: groepjes lokale activisten, die alle redzone-regels braken en vluchtelingen in de bossen probeerden te helpen, dit alles illegaal. Uiteraard zaten ook zij niet op deze fotograaf te wachten, maar wilden wel laten zien wat er gebeurde aan hun landsgrenzen. Dat is het spanningsveld, waarbinnen je als fotograaf overtuigend moet kunnen zijn en waar een beeld je dan wel gegund wordt. En de fotograaf is toch vooral als mens welkom; de camera is secundair.
Ik werk met kleine, wat oudere camera’s. Drie stuks, met elk hun eigen lens. Ze hebben ook elk hun gebruikssporen: slijtage, krasjes en deukjes. Dat geeft ze iets persoonlijks, want iedereen heeft wel zo’n deukje met een verhaal. En al deze verhalen passen in mijn cameratas. Hoe zo’n fotoverhaal begint? Met een berichtje in het nieuws, daarna een mail naar een krant, die het zelden interessant vinden. Dan volgt een A4-tje met kosten/baten, die steevast negatief uitvallen en de dag erna vertrek ik, op eigen kosten, met mijn cameratasje, op weg naar een volgend project. Meestal vrijwel onvoorbereid: waarom gaan, terwijl alles ‘niet gaan!’ roept? Daarop heb ik geen simpel antwoord. Wat ik wel weet, is dat als je de foto voor je ziet, je hem moet gaan maken. Of het ook echt precies díe foto is, die gemaakt moet worden, dat weet ik van tevoren niet. Maar in dit geval was de reis naar die foto veelzeggend en opzienbarend genoeg om te delen met een groter publiek.
Deze column is afkomstig uit Focus 1/2 – 2022.