
Cynthia Boll begon met het fotograferen van Jakarta en richt zich inmiddels op meer zinkende steden wereldwijd.
The People Behind the Seawall is een project dat ze heeft gedaan in Jakarta. Jakarta is een zinkende stad. Dat komt niet zozeer door de stijgende waterspiegel maar eerder door daling van de bodem, als gevolg van overmatige onttrekking van grondwater. De laatste jaren daalt de bodem tussen de 7,5 en 25 centimeter per jaar. Het zeeniveau stijgt minder hard. Het is een heel interessant gegeven voor zo’n miljoenenstad. Er is wel al een zeewering in Jakarta, een daadwerkelijke muur, maar die is nogal fragiel en moet een hele zee tegenhouden voor een stad die over een jaar of twintig al voor een derde onder zeeniveau ligt. En die stad zinkt, dus die zeewering zinkt net zo hard mee. De muur laat al op meerdere plekken water door en het water gaat er al regelmatig overheen. Het is een simpele optelsom, de muur raakt een keer compleet overstroomd. Er is wereldwijd meer aandacht voor de stijgende zeespiegel, omdat die het gevolg is van wereldwijde opwarming van de oceanen en dus het smelten van de ijskappen, terwijl bodemdaling een lokaal probleem is dat alleen effect heeft op de mensen in de betreffende gebieden. Bovendien is in veel gevallen de oorzaak van bodemdaling onbekend.

Hoe ben je op dit onderwerp gekomen?
“Ik woonde destijds in Engeland. Ik merkte dat het daar heel lastig was om de Nederlandse media geïnteresseerd te krijgen voor Engelse onderwerpen, ook al was er een link met Nederland. Ik was op zoek naar een nieuw project met een Nederlandse betrokkenheid, het liefst voor een lange termijn, waar veel partijen bij betrokken waren, iets sociaal-maatschappelijks, iets groots. Op het journaal zag ik de directeur van Van Oord (een waterbouwbedrijf in Rotterdam, red.), over de bouw van een grote zeewering in Jakarta. Ik ben mij daarin gaan verdiepen; het leek mij een geweldig onderwerp om de komende jaren te kunnen vastleggen en te volgen hoe dat project zich ontwikkelt, gezien vanuit de mensen die daar wonen.
Ik heb onderzoek gedaan, ben naar bijeenkomsten gegaan van bedrijven die in die delta aan het werk waren. Ik ben gaan praten met de overheid, met het ministerie van Milieu en Infrastructuur, met Buitenlandse Zaken. En eigenlijk was niemand geïnteresseerd in wat ik wilde doen. Het was allemaal moeilijk. Er lag al een plan van de Nederlandse overheid om Jakarta te beschermen tegen het zeewater en daar was een nieuwe muur een belangrijk onderdeel van. Het was een kostbaar plan en het stuitte op nogal wat weerstand in Indonesië. Dus: moeilijk, moeilijk, moeilijk.
Ondertussen had ik er al zoveel kennis over opgedaan en vond ik het zelf al zo’n interessant project, dat ik besloot niet te gaan wachten tot iemand mij zou volgen in mijn ideeën. Ik ben zelf aan het werk gegaan, en zo is het begonnen.

Van de Bill & Melinda Gates Foundation heb ik een subsidie gekregen, wat genoeg was om naar Jakarta te kunnen gaan en de eerste stappen in mijn project te zetten.
Ik wilde het verhaal vertellen vanuit het perspectief van de lokale mensen die dagelijks met de problematiek te maken hebben. Er is al een, weliswaar oude, zeewering, de stad overstroomt al, dus hoe is het om te leven in een zinkende stad? Dat was mijn uitgangspunt. Ik ben met de bevolking gaan praten en het bleek al vrij snel dat niemand eigenlijk wist wat er precies aan de hand was. Daardoor realiseerde ik mij dat ik niet dáár een verhaal wilde maken om dat vervolgens híér in Nederland te publiceren, waar het in de massa zou verdwijnen. Ik wilde dat de jeugd daar in Jakarta ervan zou weten en ik wilde ze bewust maken van de problemen waarmee ze te maken hebben en in de toekomst nog te maken krijgen.
Ik besloot gebruik te maken van de mogelijkheden van de nieuwe media en heb een online voorlichtings- en bewustwordingscampagne opgezet voor jongeren in Jakarta. Social media en met name Twitter zijn groot in Jakarta. Daarvoor heb ik een team van lokale, jonge, creatieve mensen bij elkaar gezocht met wie ik alles samen heb gemaakt. We zijn klein begonnen en het is behoorlijk uit de hand gelopen, tot een project dat maanden heeft gelopen, met dagelijks een interview of een verhaal of een quiz online, op Facebook. We hebben vier bewoners gevolgd. Hun verhalen gaan over het effect dat het water heeft op hun leven; de overstromingen, de zware regenval, het vervuilde water, het gebrek aan schoon water en goede sanitaire voorzieningen. We laten vier verschillende aspecten zien van een leven onder constante dreiging van water. Daarnaast hebben we interviews gedaan met buurtgenoten, klimaatwetenschappers, politici en bekende schrijvers of kunstenaars. We hebben video’s gemaakt en een website gebouwd die nog steeds te bezoeken is.
Vervolgens is er een mobiele buiten-tentoonstelling gekomen in Jakarta. De Nederlandse ambassade was er heel enthousiast over. Intussen was de watersector er ook voor warmgelopen, want het project was nu iets tastbaars geworden, dus kwam er uit die hoek ook financiële steun. Bovendien kreeg ik ook opdrachten van hen in de periode dat ik in Jakarta was, om op die manier ook daar inkomen te genereren. Daardoor heb ik onder andere het boek Banjir! Banjir! kunnen maken. Dat was in opdracht van Witteveen+Bos (een Nederlands ingenieursbureau, dat al veertig jaar een kantoor heeft in Jakarta en betrokken is bij het masterplan om de stad te beschermen tegen de zee, red.), ter gelegenheid van het terugtreden van een directielid.”

Sinking Cities
Toen Cynthia midden in het project zat, rees bij haar de vraag waarom ze zich zou beperken tot Jakarta. Er zijn meerdere steden zinkende, Jakarta is daarin niet uniek. Jakarta was echter zo’n groot project, dat ze daar een paar jaar mee bezig is geweest. Inmiddels is het afgerond en kan ze zich gaan verdiepen in het vervolgproject Sinking Cities.
“Ik doe dit vervolgproject niet meer alleen; ik doe het samen met wetenschappers en onderzoek of ik bedrijven, kennisinstituten en ontwerpers erbij kan betrekken. Op deze manier kunnen we een brug slaan tussen de wetenschap en het grote publiek. Ik werk nauw samen met Deltaris, een groot onderzoeksinstituut, toonaangevend op het gebied van bodemonderzoek. Vanuit Unesco is er een werkgroep voor bodemdaling; daar zijn veel steden bij betrokken. Ik heb contact met de voorzitter van die groep. We zijn aan het kijken wat de problemen zijn, waar ze zijn, met wie we moeten praten, wat de oplossingen kunnen zijn, of er overheid bij betrokken is of juist niet. Op die manier zetten we een plan op. Het doel is natuurlijk tweeledig: 1. het grote publiek informeren wat er aan de hand is. Er zijn bijzonder weinig mensen die bekend zijn met de bodemdaling. 2. De problematiek staat heel laag op de politieke agenda’s, dus het zou geweldig zijn iets in beweging te kunnen zetten om zaken te gaan veranderen.
We zitten nu in de verkenningsfase. Niets staat nog vast, maar de steden die op het lijstje staan zijn Sjanghai, New Orleans of een andere stad in die delta, Venetië, Mexico City, Jakarta dus en natuurlijk een stad in Nederland. Een stad in Afrika ontbreekt, want daar zijn geen concrete onderzoeken bekend.
We hebben gekeken naar verschillende continenten, met verschillende oorzaken van bodemdaling, met een verschillende aanpak: in het ene land wordt er niets gedaan en in het andere juist veel, ook vaak vanuit de overheid.
Het is goed om Venetië erbij te hebben omdat die stad bij de meeste mensen tot de verbeelding spreekt. Er zijn natuurlijk veel meer steden die in aanmerking zouden kunnen komen.”

Hoe komt het dat dit onderwerp je zo gegrepen heeft?
“Er gebeurt zoveel met de mensen en het is heel ingrijpend. Er zitten zoveel aspecten in. Ik volg vaak mensen voor langere periode in hun dagelijkse doen en laten. Dat kun je vanuit verschillende kanten benaderen: vanuit een financiële kant, een politiek-economische kant, vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt, vanuit de locatie waar ze wonen. En zeker in het geval van Jakarta; de mensen maken daar een verandering mee. Daardoor is het ook nooit klaar en kun je de mensen heel lang blijven volgen en in beeld te brengen.
Mensen hebben daar ook een andere kijk op de problematiek. Als hun wijk onder water loopt, gaan ze verhuizen naar een hoger gelegen deel. Dat doen ze eerder dan dat ze gaan kijken naar de oorzaak van het probleem. Wat wij een prioriteit vinden, is niet direct ook hun prioriteit. Zij moeten wonen en leven en hebben misschien geen tijd en al zeker geen geld om zich te verdiepen in het probleem. Zij hebben misschien eerder de behoefte aan een schooluniform voor hun kind. Dát is hun prioriteit.
Ik volg al jaren een visser in Jakarta. Hij woont in een huisje op palen. Ik heb hem al zo vaak uitgelegd hoe het zit met die bodemdaling en de problemen die dat met zich meebrengt. En zijn huisje zakt ook elk jaar, en elk jaar moet hij het verhogen. Hij zou dan toch echt moeten snappen hoe het zit. Nou, nee dus. Laatst was ik er weer en vroeg ik hoe hij dacht dat het kwam dat hij zijn huisje weer had moeten verhogen. Dat kwam volgens hem omdat ze ergens in de baai eilanden aan het bouwen zijn (waar iedereen tegen is) en dan komt bij hem het water omhoog. Ach ja…”
De stand van zaken
De problematiek in Jakarta is complex en groot. Dit vraagt om ingrijpende maatregelen, de oplossingen zijn controversieel. De Indonesische overheid is terughoudend in het nemen van beslissingen over de voortgang van het project. Besluiten worden vooruit geschoven, wetgeving verandert voortdurend. Op het moment wordt de bestaande zeewering op een aantal plaatsen verhoogd en verstevigd en wordt er in een klein gedeelte van de baai (een inham) een nieuwe zeewering gebouwd om de oude te beschermen.
Waarom wilde je fotograaf worden?
“Ik wilde fotograaf worden omdat ik de mensen dingen wilde laten zien die ze zelf niet konden gaan zien of meemaken. Eigenlijk zoals de fotografie ooit bedoeld was: om te documenteren wat men toen, in de negentiende eeuw, niet zelf kon gaan zien. Het is niet iets wat ik altijd heb gehad, hoor, ik heb dat vrij laat bedacht.
De Fotoacademie heb ik gedaan omdat ik niet zoveel ervaring had met het fotograferen. Ik heb de Fotoacademie afgerond in de richting documentaire fotografie. Wat ik goed vond aan de academie is dat je veel werkt met opdrachten en daardoor dingen moet doen die je uit jezelf nooit zou doen, maar daar leer je wel heel veel van. Je wordt gedwongen uit je comfortzone te komen en voor mij werkte dat heel goed. De besprekingen van ons werk vond ik altijd heel prettig. De meest fantastische docent die ik daar heb gehad was Joost van den Broek. Hij was heel goed in het bespreken van werk en het kijken naar het verhaal dat de foto vertelt. Er is natuurlijk geen fanatiekere fotograaf dan Joost, en dat werkt heel motiverend. Tijdens de opleiding was ik er zo intensief mee bezig dat ik na de opleiding mijn baan heb opgezegd en stage ben gaan lopen bij het ANP, en er blind voor gegaan ben. Ik deed soms vier à vijf opdrachten op een dag, een half jaar lang. Mijn idee was: als ik het dan toch ga doen, dan doe ik het ook goed. En zo ben ik freelance gaan werken voor het ANP en de GPD, voor Trouw, Elsevier en andere bladen.”

Hoe heb je de switch gemaakt van freelance fotograaf in opdracht naar de grote projecten die je nu maakt?
“Ik ben begonnen als journalistiek fotograaf. Ik voelde mij ontzettend aangetrokken tot de grote dingen.
Ik ben voor de GPD naar Afghanistan gegaan, embedded met het Nederlandse leger. Ik ging mee op patrouille. Het hoofddoel was daar een aantal verhalen te maken. Op een bepaald moment hoorde ik van het bestaan van het vrouwenziekenhuis en dat bleek uiteindelijk het omslagpunt. Elke keer als ik in Afghanistan was, verdeelde ik mijn tijd tussen het leger en het ziekenhuis. Ik heb er de serie 29 minutes over gemaakt. In Afghanistan overlijdt elke 29 minuten een vrouw na de bevalling; een van de hoogste moedersterftecijfers ter wereld. Dat is te wijten aan de slechte toegang tot onderwijs en gezondheidszorg voor vrouwen, en het gebrek aan vroedvrouwen. In Tarin Kowt is een vrouwenvleugel opgezet in het lokale ziekenhuis, waar vrouwen terecht kunnen voor behandelingen, sekseducatie en verloskundige hulp. Er loopt een vaccinatieprogramma en jonge vrouwen worden er opgeleid tot verloskundige. Het bleek een heel moeilijk onderwerp om aan de Nederlandse media te slijten. Defensie zat natuurlijk ook in Afghanistan, dus alle berichtgeving in journaals en kranten ging al over de oorlog. De reactie op mijn werk was steeds: ja, maar we hebben al Afghanistan gehad deze week. Voor de vrouwenbladen was de serie te heftig, want moedersterfte is niet voor glossy’s. Uiteindelijk heb ik er een reizende tentoonstelling van gemaakt in een aantal ziekenhuizen en stadhuizen in Nederland, maar ik heb de serie nooit ergens kunnen publiceren. Ik heb het werk ook naar National Geographic gestuurd, maar ook zij gingen er niets mee doen. Ik kreeg er wel een andere opdracht door, en later heb ik nog meer grote reportage-opdrachten van hen gekregen. Zo ben ik in het seriematig werken gerold.”
Wie zijn je voorbeelden?
“Magnum-fotograaf Jonas Bendiksen heeft onlangs een prachtig project afgerond: The Last Testament. Wat een onderwerp is dat, zeg! Prachtig! Daar kan ik nog veel van leren.Ik vind het razend knap hoe Kadir van Lohuizen het elke keer voor elkaar krijgt van die grote projecten te doen. Hij werkt ook keihard en hem komt het ook niet aanwaaien. Grote bewondering heb ik ook voor Eddy van Wessel. Zijn gedrevenheid om het verhaal te laten zien, ondanks het feit dat het verschrikkelijk lastig is dat soort beelden en verhalen gepubliceerd te krijgen. Zo heeft iedereen wat dingen.Mijn kracht zit meer in het vertellen van het verhaal en van het bedenken van een concept tot en met de uitwerking en alle stappen daar tussenin. Ik werk voornamelijk aan zelf geïnitieerde projecten. Dit zou wel wat meer in balans mogen zijn met werken in opdracht, maar om eerlijk te zijn ben ik daar eigenlijk te weinig mee bezig. Ik ben blij dat ik projecten kan doen waarvan ik vind dat ze ertoe doen en die ik leuk vind en dat ik daar bescheiden van kan rondkomen. Dat kunnen lang niet alle fotografen zeggen.”

Heeft het winnen van de Zilveren Camera in de categorie ‘dagelijks nieuws series’ in 2011 je wat gebracht?
“Jazeker. De winnende serie, Thomas en Carlijn, heeft destijds veel aandacht gekregen. Het winnen van zo’n prijs helpt erg bij fondsenwerving. Het geeft je net een streepje voor blind op anderen. En het staat heel goed op je cv. Het is in Nederland toch de enige fotojournalistiekprijs die er is. Je ziet er niet altijd het beste van wat er in Nederland is gemaakt, absoluut niet, want de besten sturen vaak niet in, maar ik denk wel dat het goede afspiegeling is van wat er gemaakt wordt. Je ziet een enorme diversiteit en dat vind ik goed. Ik ben zelf echt een fan van de klassieke stijl van Eddy van Wessel, maar je ziet wel steeds meer dat jonge mensen een heel andere manier van fotograferen hebben, in kleurgebruik en flitsgebruik. Dat spreekt mij minder aan. Dan komt toch het subjectieve van smaak om de hoek kijken.”
Hoe sta je nu tegenover je vak?
“Al met al heb ik geleerd dat je aan iets moet beginnen zonder dat je van tevoren weet waar het toe leidt. Je kunt niet blijven wachten tot het naar je toe komt. Zo gaat het nu met de Sinking Cities ook weer. Ik begin weer van voor af aan en weet nog niet wat er op mijn pad gaat komen. Ik hoop wel dat de investeringen van de afgelopen jaren nu hun vruchten zullen afwerpen. Dat het misschien ietsje makkelijker wordt.”